Algemeen

Als een klantkaart wordt geopend komt deze standaard in het tabblad “Algemeen” terecht. In dit tabblad worden de gegevens ingevuld van de nieuwe klant. 

Denk daarbij aan de ‘naw’ gegevens, technische gegevens zoals paneel type, blauwdruk etc.

De algemene gegevens bestaan uit een 6 tal tab bladen.



    Tabblad Algemeen


Klantnummer:                

Dit is het unieke nummer van de aansluiting. Dit nummer bestaat uit minimaal 4 karakters.


Naam:                        

Dit is de naam waaronder het systeem bekend is bij de meldkamer. 


Politie code:                

Dit is de code waaronder de locatie bekend is bij de regionale politie.


Schaduw Centrale:        

Hier kan de naam van de schaduw centrale worden ingegeven


Surveillant code:                

Dit is de code waaronder de locatie bekend is bij de alarmopvolging.


Alles OK woord:                

Dit is de code die aangeeft dat alles OK is. Dit kan als algemene afmeldcode worden gebruikt op de betreffende locatie.


Klant Backup:                

Dit is een klantnummer dat gebuikt wordt als zijnde de back-up. Wanneer meldingen worden ontvangen op het betreffende klantnummer, dan zijn dat de back-up meldingen

van deze locatie. Voor de verwerking worden deze meldingen ook gebruikt om snel de connectie status weer te geven in de status balk. Wanneer een klant dus een back-up

route heeft, moet hier het klantnummer van de back-up route worden ingevuld. Let wel, het Klantnummer van de primaire en de back-up route mogen gelijk zijn, maar niet de

ontvanger en lijnkaartnummer.


Klant Backup 2:                 

Zie klant back-up.  

                         

Herrouteer klant:                

Dit is een klantnummer welke gebuikt wordt als zijnde de routering. Wanneer meldingen worden ontvangen op het betreffende klantnummer, dan zullen deze worden

gerouteerd naar het opgegeven klantnummer. Wanneer het betreffende veld is ingevuld, zullen er geen meldingen op de klant worden ontvangen. Deze meldingen worden

gerouteerd naar het opgegeven klantnummer waar deze wel zichtbaar worden. 


Blauwdruk:

Het kwalificeren van de meldingen gaat middels twee stappen.

Stap 1:         

Op de klantkaart wordt naar het binnengekomen event gezocht in de zone lijst.

Stap 2: 

Als op de klantkaart geen zone overeenkomt met de ontvangen melding, zal in de zonelijst van de blauwdruk Alt. en in de zonelijst van de blauwdruk worden gezocht

naar een overeenkomstige zone, waarbij Alt blauwdruk voorrang heeft op de standaard blauwdruk

Deze zone zal indien deze gevonden is ook in de zonelijst van de klant worden opgeslagen. De zone die wordt opgeslagen zal worden uitgebreid met status

gegevens. Als een blauwdruk op de klantkaart gewijzigd wordt zal het systeem bij opslaan vragen op de bestaande zonelijst en actiepatronen van deze kaart te

verwijderen. Alle binnenkomende meldingen zullen dan eerst via de nieuwe blauwdruk worden opgehaald


Blauwdruk:                

Dit is het blauwdruknummer van de blauwdruk welke wordt gebruikt voor de meldingen kwalificatie. 


Blauwdruk alt.                

Onder klanttype kan worden opgegeven wat voor een klant het betreft. 

Denk daarbij aan:  School, Openbare instelling, Winkel, Particulier


Klant type:                

Onder klanttype kan worden opgegeven wat voor een klant het betreft. 

Denk daarbij aan:  School, Openbare instelling, Winkel, Particulier


Paneel type:                

Bij paneel type kan worden opgegeven welk type alarm systeem gebruikt wordt door de klant op de locatie. Wanneer deze is ingevuld kan door de centralist in geval van een

melding een verkorte handleiding opvragen om de klant te assisteren bij het uitschakelen van het systeem, en/of om het systeem in de ruststand te krijgen. Deze optie is niet

bedoeld om een volledige handleiding in op te nemen. Dit dient slechts als een verkorte handleiding.


Klant Klasse:                

Klanten classificatie. Hier kun je een classificatie selecteren die voor deze klant bestemd Is.


Ontvanger:                

Bij ontvanger worden twee nummers opgeslagen. Dit zijn de nummers van de ontvangers op de meldkamer waarop de locatie meld. Het formaat kan een telefoonnummer en

of IP adres zijn. Er zijn twee velden. Het eerste veld voor de primaire aansluiting het tweede veld voor de back-up. 


Serienummer:                

Veld om serie nummer van paneel in te voeren


Simkaartnummer:         

Veld voor simkaartnummer GSM Nr herkenning. Wanneer nummerherkenning is aangevinkt, zal nummerherkenning worden  gebuikt om te bepalen of de klant gebruik maakt

van nummerherkenning. Indien meldingen worden ontvangen van een nummer welke niet bekend staat onder 1 van de opgegeven velden bij paneel, dan zal de melding

worden gelogd als zijnde ‘CIDM’. Dit wil zeggen dat er een melding van een ongeldig adres is ontvangen 


             Connectie type

             Door hier in de pulldownbar het juiste type te selecterne verschijnt er onderaan de klantkaart de pathstatus waarmee u de staus van de verbindingen kunt zien.

             U heeft de volgende keuzes:

Niet gebruikt                        Geen pathstatus zichtbaar

       Connectietype 1                Wordt niet gebruikt        

       Connectietype 2                Laat de pathstatus zien van master / backup verbinding. Dit houd in dat het paneel op locatie zijn alarmen over 1 verbinding tergelijkertijd

stuurt naar de meldkamer.

         Connectietype 3                Laat de pathstatus zien van een master / master verbinding. Dit houd in dat het paneel op locatie over alle beschikbare paden tegelijkertijd zijn

alarmen zal versturen naar de meldkamer. SECONTS zorgt er dan voor dat deze melding maar 1 keer geresenteerd wordt bij de centralist op het         scherm


Protocollen:                

De te versturen protocollen. Dit om “spookmeldingen” tegen te gaan


Info Bericht:                

Het standaard bericht wat bij een specifieke klant getoond dient te worden als de melding geopend wordt


Autotekst in Zone:         

Wanneer een melding wordt ontvangen met tekst, zal deze tekst worden overgenomen bij ontvangst. Indien deze optie niet is aangevinkt zal de ingevoerde tekst worden gebruikt. Installateurs. Aan een klant kunnen installateurs worden gekoppeld. Dit kunnen meerdere installateurs zijn. In de lijst dient te worden opgegeven wie de installateur is voor de locatie, en wat zijn functie is.


Regio (Area):        

Het koppelen van de klantkaart aan een specifieke regio


Reset testbewaking:        

Resetten van de ingestelde tijdbewaking. Krijgt een reset na iedere melding.


Testtijd:                

Aangeven van de testtijd in Dagen, Uren, Minuten of Seconden


Testtijd backup:        

Aangeven van testtijd van de back-up in Dagen, Uren, Minuten of Seconden


Primaire Aanbieder:        

Primaire aanbieder van het account


Backup Aanbieder:                

Back-up aanbieder van het account


Eerste Contact:                

Datum / Tijd eerste contact met account


Opgeleverd:                

Datum / Tijd oplevering systeem


            Regionale dienst        

Aan een klant kunnen regionale diensten worden gekoppeld. Dit kunnen meerdere diensten zijn. In de lijst dient te worden opgegeven welke regionale dienst is voor de locatie

en wat zijn functie is. 

Functies kunnen zijn : Brandweer, Politie, Medisch, Surveillance, Meldkamer